Column

Alice in Mollenland

Toen Alice de waanzin van Wonderland had ontvlucht, had ze moeten weten dat het geen bijster strak plan was om de hangjongere uit te hangen in de buitenlucht (in dat geval had dit verhaal geen motorisch moment gehad, en had de schrijfster van deze zeer voorzichtige aanzet tot literatuur haar dagen gesleten met het frame voor frame bestuderen van de eerste aflevering). Gelukkig is onze protagonist nogal hardleers van aard, waardoor ze op een mooie dag bekende woorden hoorde: ‘Geen tijd, hoe zeer het me ook spijt!’ Een flits van zwarte vacht en metaal schoot aan haar voorbij. Het bleek een mol te zijn, met een camera op zijn fiets. ‘Moet dringend een zware inspanning leveren in dertig minuten,’ mopperde het beestje, kijkend op zijn achteruitlopende klok.
Toen de mol in zijn molshoop verdween, besloot Alice logischerwijs om hem te volgen. Wie liet er nu een kans schieten om in een ongehoord diep gat te vallen? Hoewel ze hem in de duisternis niet zag, vond ze de bodem echter wel erg snel naderbij komen. Ze wapperde met haar armen om haar val te vertragen, viste haar laatste blikje Red Bull uit de zak van haar witte schortje, en ging over tot smeekbedes en krachttermen, toen dit alles niets hielp.
Toen galmde er plotseling een stem door de molshoop: ‘Het spel is begonnen. Let op.’ Het verschijnsel werd gevolgd door een introtune, die (naar ik hoop) geen verdere toelichting behoeft. Wat volgde was een dodelijke stilte en een misselijkmakende plof, toen Alice op de bodem neer smakte met een stofwolk, zoals je die zelfs in tekenfilms zelden meer ziet. Gezien de diepte van de val viel dat nog best mee, concludeerde Alice, optimistisch als altijd. Allerlei vragen spookten door haar hoofd: waarom gaat zo’n diep gat schuil onder slechts zo’n klein hoopje aarde boven de grond? Hoe lang heeft de mol erover gedaan om zo’n diep gat te graven? Wie ís die mol? En vooral: hoe kwam ze hier weer weg?
Toen haar ogen aan het duister begonnen te wennen, ontwaarde ze gelukkig een stapel touw. Klimuitrusting! dacht ze, ieders eerste associatie bij het zien van een draadje – er komt een punt, waarop alles tot een hint te herleiden is, en dit syndroom komt het meeste voor in tunnels. ‘Die mag je niet gebruiken.’ Alice draaide zich om, en zag dat het de mol was, die haar had toegesproken. ‘Ik was al aangekomen voordat je het geld had, nu mag je niet meer klimmen. Ga maar snel op zoek naar de nooduitgang. De mazzel!’ Voordat Alice iets kon zeggen, loste de mol op in het niets. Ze overwoog om toch te klimmen, maar los van het feit dat haar blauwe jurkje niet de meest praktische outfit was, had de mol, onbetrouwbaar als hij was, de touwen doorgesneden.
Toen zag ze het groene licht van het nooduitgang-bordje. Het hing boven een deur, die niet gemaakt was voor mensen langer dan dertig centimeter. Haar oog viel echter op een tafeltje, waarop een dienblad stond met negen glaasjes, gevuld met een kleurloos goedje. ‘Drink mij,’ vermeldde het briefje ernaast, en goedgelovig als Alice was, was dat ook precies wat zij deed. ‘Damn it!’ riep ze, toen ze merkte dat het slechts water was. Ze dronk het tweede glaasje leeg, en voelde zich enigszins belazerd toen ook dát water bleek te zijn. De warme gloed van alcohol snelde door haar lichaam bij het drinken van het derde glaasje, en ze proefde de sterke smaak van tequila.
Toen ze alle negen drankjes op had, die op het eerste gezicht niets anders bevatten dan pure tijdverspilling, zag ze pas het tiende glaasje, dat schuil ging achter zijn dubbelganger. Even dacht Alice dat ze dubbel zag door de vele glaasjes tequila – meer dan een paar breezers was ze alcohol-technisch niet gewend -, maar het glaasje verdween maar niet. Stoer sloeg ze het drankje ad fundum achterover, en meteen werd alles in haar omgeving groter (of zij werd kleiner; want niets is wat het lijkt). Ietwat wankel begaf ze zich naar de nooduitgang.
Toen ze het deurtje opengooide, zag ze een landschap dat in de verste verte niet leek op Wonderland zoals zij het kende, of zelfs maar op Wonderland uit de reisfolders. Paarden slenterden  ongestoord over met keien bezaaide weggetjes. Bergen in oranjebruine aardetinten tekenden zich af tegen de horizon, hier en daar onderbroken door schaduwen van wat groen, waarin mensen in felgekleurde poncho’s de koelte opzochten. De zon brandde op Alice’ wangen. Mensen smoesden over Pedro Juannen, candidato’s, dinero’s en El Topo, begeleid door akoestische gitaren en sambaballen.
Toen iemand haar een sombrero kwam aansmeren voor de prijs van één joker, drong de waarheid echter pas tot Alice door. Ze was… in Mollenland!
Wil je reageren op deze column? Dat kan op het forum!