De zeepbel is gebarsten.
door: Mathijs Meinema

De eerste paar uren
We gaan op weg. Het valt me op dat ik niet nerveus ben. Ik zeg ook dat ik niet nerveus ben. Dan zie ik Schiphol op de borden, begin ineens een beetje heftiger te ademen en denk ‘fuck, ik ben fucking zenuwachtig, fuckerdyfuck naar fucking Zuid-Afrika.’ Het voorbereidend werk ging als volgt: na mijn winst werden we (ik en vriendin D., waarvan Frits Huffnagel nog vroeg ‘JE vriendin?’ en toen moest ik weer zeggen ‘Nééhéé, UN vriendin.’) uitgenodigd om bij IDTV langs te komen. Daar ontmoetten we Anton, L. en E. (ik hou het hier even op initialen. Waarom weet ik ook niet. Deel van het mysterie, ofzo.) Wij zaten te vibreren van de spanning op onze stoel en nerveus te lachen en zij zaten kalmpjes het moment uit te stellen tot ze EINDELIJK vroegen, ‘en, waar zouden jullie heen willen?’. Vriendin D. wilde niet iets extreem heets. Ik wilde liever niet iets IJsland-achtigs. Er werd geknikt. Een compromis. Ergens waar het overdag lekker is, maar ’s avonds nog knap koud kan worden. Johannesburg! Na een serie ‘wooooow, wat gaaf-s’ ondertekenden we blind het contract. (Anton: ‘Zouden jullie niet eerst ’t contract even lezen?’ Wij: ‘Neuhhh…’ Trouwens, daar was hij knap laat mee, want toen hij ’t vroeg, was de inkt al droog.)

Nadat de cappuccino op was, de moeders gillend gebeld (‘JOHANNESBURRUUUUUG AAAAHHHH!!’), zaten we weer in de trein naar huis. Want ons mond houden, een paar maanden lang. We bedachten alvast een paar smoezen. De weken erna haalde ik een DTP-prik (hoefde niet per se, maar mijn huisarts vond ’t praktisch. Verbrak gelijk min of meer het contract door te zeggen dat de reis niet heel lang was, maar, nou, hè, pfoe, eh, eigenlijk mag ik er eh, niet heel veel over zeggen. Zeg maar.) en zocht ik één van de achtduizend opschrijfboekjes uit die de eer had mee te mogen. Ook bel ik nog zo’n vijf, zes keer met L. van de productie over afritsbroeken, buitenactiviteiten, zonnebrand, enzovoorts. L. verzekert mij er steeds van dat het goed komt. Altijd prettig.
Schiphol
Mijn moeder heeft mij, Vriendin D. en diens vriend afgezet. Dit is de tweede keer dat ik zonder ouders naar het buitenland vertrek. Het enige verschil nu is dat het buitenland écht buitenland is. Niet zomaar Zuid-Frankrijk of Chersonissos, nee, Zuid-Afrika. Het winnen van deze prijs was al een droom op zich en nu gaat het dan echt gebeuren. Over een paar uur zitten we in een vliegtuig. Op reis. Met z’n twee naar een plek die ik nauwelijks ken. Mijn moeder had een week van tevoren een boek op m’n bed gelegd over Zuid-Afrika. Ik heb het wel meegenomen, maar geen moment de tijd genomen om erin te kijken. Daar krijg ik nu, let wel, bijna elf uur de tijd voor. We gaan vliegen in een soort schuine streep, recht naar beneden. 
Inchecken
We checkten in. Stap één van de ‘Er is geen weg meer terug’-fase. Gelukkig heb ik Vriendin D., mijn talisman, mijn drilsergeant, doch mede-tuttebel, bij me. Om meerdere redenen heb ik haar meegenomen. Allereerst, omdat we het programma samen volgen sinds 2008. Thuis keken we het nooit (schande!) en bij haar thuis was het een feestje, met stokbrood met kruidenboter en de boekjes op schoot. Ten tweede is zij heel goed in het maken van beslissingen en ik niet. Ten derde is ze erg georganiseerd en ook dat ben ik niet. Ten vierde is zij een stuk rustiger, terwijl ik zin heb om door heel Schiphol gillend te rennen dat ik meega met Wie Is De Mol. En als allerlaatste kent ze me door en door.
Starbucks
Na het inchecken gaan we met z’n drietjes bij de Starbucks zitten. Ik probeer BN’ers of crewleden te spotten. Ik ken van de crew nu welgeteld drie of vier gezichten, dus mijn zoektocht faalt hopeloos. Helemaal als ik bedenk dat ik een gedeelte allang ter plaatse is, volgens L. van IDTV. En qua kandidaten, tsja, wij weten van niks. We weten geen namen, we weten niet of we met een klein clubje vliegen of de hele troep. Ik heb wel een lijstje gemaakt van namen die weleens aan boord van dat vliegtuig zouden kunnen gaan zitten.
Ook let ik op paparazzi. Als ze er zijn, zitten ze vast ergens verdacht opgesteld met hun telelenzen. Maar ik, Mathijs, zal het geteisem stoppen. Mocht het zijn dat ik ook maar één paparazzi spot, dan pak ik hem bij zijn lurven en dan zeg ik ‘Hee, ga jij eens gauw weg!’ (In werkelijkheid zou ik niet meer doen dan een subtiel duwtje geven. Ben niet zo’n held. Sorry.) Maar het mag dit jaar niet weer gebeuren dat het eerder in de media komt dan nodig is. Ik vind nu Nadat de Vanilla Latte opgedronken en uitgeplast is (zenuwen, hè), nemen we afscheid van Vriendin D.’s vriend en lopen we verder naar de gate.
Vliegveld
Als we in de rij staan bij de gate, begint mijn BN’er-radar overuren te draaien. Want, daar, ja dáár, staat Ewout Genemans. Hij heeft een bril op, maar als dat al een vermomming moet voorstellen, ha!, dan heeft geen enkel effect. En daar. Daar een stukje voor hem, daar loopt Joep van Deudekom. Hij draagt een korte broek, wat ik voor in het vliegtuig (mind you, elf uur in je korte broek) misschien niet de slimste beslissing vind. Reden zeshonderdachtenvijftig om van Vriendin D. te houden: ik moet haar van uitgebreide bio’s voorzien wie deze BEKENDE Nederlanders dan wel niet zijn. En daar is ook Carolien Borgers. Die ken ik eigenlijk alleen van de webserie ‘De meisjes van Thijs’. Ze loopt erbij alsof ze een weekje in een park in Parijs aardbeien met chocola gevoerd gaat krijgen: triomfantelijk en blij. En daar is Tim Haars. Hij is op z’n hoede. Even ziet hij mij en ik hem, maar hij weet niet dat ik weet dat hij mee gaat met de Mol. De rij gaat traag. Tijd zat voor de kandidaten om ook elkaar te bespieden. Ik weet niet of ze van elkaar weten dat ze meegaan, maar Joep zet het na de gate, voor het vliegtuig, op een typen. In mijn herinnering op een laptop, dus die heeft hij vast in Zuid-Afrika moeten afstaan aan de productie, lijkt me.
Eenmaal in het vliegtuig
Ja, je denkt toch niet dat deze Molloot stilletjes zijn ogen sluit en wacht tot we uren later in een compleet ander land belandden? Precies. Als eerst zien we Janine Abbring, die zit een beetje in het midden, achteraan. Dan Kees Tol, die zit links. Ik moet eerst even in mijn geheugen graven wie hij ook alweer is, maar gek genoeg is het Vriendin D. die hem meteen spot en ook maar gelijk even aanwijst als mogelijke Mol. Ik denk ‘tsja, van het rijtje dat we tot nu toe hebben… Zou Kees wel een hele goede zijn.’

Als ik later naar de wc moet, sta ik oog in oog met Zarayda Groenhart. Het duurt lang, voordat de persoon in kwestie van het toilet komt. Ik maak een stom grapje en ze lacht er flauwtjes om. Terecht. Het gekke is dat we nog in een grijs stadium zitten: ik weet wat zij gaat doen (meedoen met de Mol), maar zij weet niet wat ik ga doen (aan de zijlijn meekijken bij Wie is de Mol).
Aangezien ik voor haar was, ga ik naar ‘het toilet’. Dat is op zichzelf al een avontuur. Ik spoel door en aangezien mijn hoofd al urenlang niet meer dan een Mona-pudding is, kan ik het niet laten om te denken: ‘als ik nu een scheet had gelaten, moest dé Zarayda Groenhart mijn stank verdragen.’ Die zin schrijf ik dan ook maar op. Leuk voor later.

Dan valt ineens, dichtbij JP, een gezicht op die we nog niet eerder hadden gespot. Daniël! Gauw krabbel ik in m’n reisdagboek. Als ik later mijn benen strek en ook Tania (Vriendin D.: ‘Wie?’ Ik: ‘Operazangeres. Zag ooit een aflevering van Verborgen Verleden met haar. Leuk mens.’) spot, zitten we op negen. Hmm.
De reis
We krijgen zoute amandelen, een soort kaaspizza-dingetje, water, een deken, een kussen en een entertainmentset in de rugleuning van je voorbuurman/voorbuurvrouw. Die pluizen we dan maar helemaal uit. De derde persoon in ons rijtje is namelijk een hoogbejaarde man die af en toe heel hard op zijn tafeltje bonst met zijn vuist (???), kwijlt en smakt (zie kaaspizza-dingetje. En de amandelen. En het water eigenlijk ook) en pas vijf minuten voor de landing vraagt wat we precies in Zuid-Afrika gaan doen.

We kijken Keizer Kuzco, talloze afleveringen van series die we toch al gezien hebben (in een rolpatroon wat voor mij en Vriendin D. volledig natuurlijk is: zij Top Gear en ik een melige chickflick) en als toppunt: de Gooische Vrouwen-film. Daar speelt namelijk Daniël in mee. We kijken op van ons beeldscherm en daar zit ‘ie. We kijken op ons beeldscherm en daar loopt ‘ie. Daniël in het vliegtuig. Daniël op het schermpje in het vliegtuig. Daniël in het vliegtuig. En weer op het schermpje. We lachen ons een ongeluk. (En zijn erg verveeld. Dit schrijf ik in mijn boekje: Het is vier uur ’s middags en we vliegen langs Obo. Wijs het maar eens aan op een kaart. Mijn ogen zijn de gehele trip al wagenwijd geopend. Ik wil geen seconde missen. Er gebeurt niks, maar ik wil erbij zijn. Ik wil het zien. Nog vijf uur vliegen. Nog vijf uur en we landen op een plek, waar ik nog nooit ben geweest, om iets te doen wat ik nooit had durven dromen. Enige nadeel, tot nu toe en het is een kleintje, maar stoort wel: de hele oude man met een beigekleurige broek, trui en aura. Ik vind het nu al ZO leuk. Ik wil elk jaar mee. En oh ja, Kees Tol is de Mol. Vriendin D. heeft zojuist appelsap gemorst. Haar uitspraak na die gebeurtenis liet me een goede vijf minuten hikken van de lach: ‘Nou ja, het valt niet op, toch? Tenzij er iemand aan mijn kruis gaat ruiken, maar dan heb ik een groter probleem dan alleen appelsap’.
Zuid-Afrika
We zijn er! Ik voel dat ik al mijn spieren geen plezier heb gedaan met zo lang zitten. Maar we klagen niet, want dit is het zó waard. In de rij door de douane kijk ik met pretoogjes naar de deelnemers en crewleden. Die nog steeds niet lijken door te hebben dat we er zijn. Overigens zien we bij de bagageband pas kandidaat tien: Paulien! Heel gaaf dat ook zij mee is. Nu kan het echt beginnen. Maar eerst, een tukje! Toch?
Busjes
Er staan busjes klaar. Een busje kandidaten, waar we even ons hoofd in mogen steken en even ‘Hai, wij zijn fans en zijn er de aankomende dagen bij!’ in mogen roepen en de één kijkt enthousiast (Paulien) en de ander kijkt als drie dagen onweer en paniek (Kees). Wij moeten in een ander busje (tot grote spijt, want ik wil me best onderdompelen in dat bekende Nederlander-geweld, als ik heel eerlijk ben) en we vertrekken naar hotel. Een ander hotel dan de kandidaten.

Hotel
En het duurt even (Anton: ‘Volgens maakt ‘ie een omweg ofzo.’ Later. Anton: ‘Ja, dit is zeker een omweg, dit.’), maar eenmaal aangekomen valt mijn kin op de vloer. Een adembenemend hotel. Groot. Mooi. Schoon. Blinkend, fonkelend. We slepen ons snel naar de hotelkamer, want oh ja, we moeten er om half vijf uit. Ik kijk op mijn horloge. Dat is nog zo’n, pak ‘m beet, iets meer dan 5 uur slaap. Als we eenmaal gedoucht zijn en in het gigantische bed kruipen, is het vijf voor half één. Thuis zou ik dit een vroegertje vinden (hier strikt gezien ook, want: geen jetlag! Want: zelfde tijd!), maar binnen een paar tellen ben ik volledig knocked out.
Goeiemorgen
Art. Rooijakkers. Zit. Gezellig te kletsen met. Prodúctiemensen. (Dit was even een slechte imitatie van de presentatiestijl van Art. Sorry.) Ik ben moeoeoeoeoe-oe-oehoe-oerend moe, maar schep lekker veel van het ontbijtbuffet op. Ze hebben zelfs watermeloen! Tegenover mij zit een iets frissere Vriendin D.. Ik bijt enthousiast op een klomp watermeloen en merk dat het grapefruit is. Iets Frissere Vriendin D. wordt Iets Frissere Vriendin D. Met Lachstuip. Ik kan er zelf ook wel de humor van inzien. We praten met de persfotograaf, waarmee we sinds het busje ook contact mee hebben, en met Art.
Wat gaan we doen?
‘We gaan naar De Locatie,’ zegt L. Ik kijk haar aan. ‘Een kerk,’ voegt ze toe. ‘En de kandidaten?’ vraag ik. ‘Ja, nee, die komen er ook aan, maar anders, maar dat hoor je nog wel.’ Hmm. Interessant. We komen inderdaad, nadat we door Johannesburg geracet zijn (en wat weetjes krijgen over de gebouwen en stadsdelen van onze medepassagiers van de crew die hier vaker zijn geweest) aan bij een kerk. De zon komt langzaam op, Soweto ontwaakt en ik voel hoe mooi het is en hoe bijzonder het is. Het is ook een beetje koud, dus met zonnebril en vest met capuchon zien en voelen maar.

‘De kandidaten komen straks vanzelf binnen. Ze worden gedropt, maar ze vertrekken niet allemaal tegelijk. We hebben geen tien cameramannen tegelijk, natuurlijk,’ zegt L. Ik knik. Logisch. Het duurt best lang, voordat het eerste kluitje kandidaten binnen komt vallen. De één rennend en licht oververhit (‘Nee, kut, nee, ik heb ’t niet gehaald’) en de ander op z’n dooie gemak. Mét geld. Lekker bezig. De kandidaten worden individueel op een plek weggestopt. Zo zit Paulien bij de toiletten buiten op een klapstoel, in de zon, met een boekje. Daniël zit achter een deur in de kelder van de kerk. Als Tim moet plassen, moet hij begeleid worden naar het toilet. Zo streng is het dus. Buiten repeteert het koor. Het geeft me kippenvel, want de kerk is ontzettend groot en indrukwekkend, maar het gezang van het koor versterkt alles. (Er is trouwens beeldmateriaal hiervan: de backstagebeelden uit de laatste Molmail.)
Kerk
Ik ga er geen doekjes om winden (hoe je dat overigens moet doen… een doekje om iets winden… geen idee.), maar het duurt best lang. En in de schaduw is het snel koud en in de zon best heet. En we kunnen niet veel. En de productie is druk. Dus we zitten tegen een muur te wachten. Dit hoort erbij. Punt. (Art is wel zo vriendelijk om even met ons te babbelen, E. –van de productie- komt ons vergezellen en ook de persfotograaf waagt nog eens een praatje: helemaal sneu en solo zijn we nou ook weer niet.)

Om ons heen vliegen productiemeisjes met busjes. Die busjes komen terug met schoolklassen. Die klassen gaan de kerk in. Ik tel een pittig aantal bussen en Anton sommeert ons om naar binnen te gaan. Daar zitten we dan, rechts voorin. Achter mij zit E. Zij heeft een stapeltje kaartjes. Telkens wordt er een stukje tekst gedaan, dan een liedje, dan gaat het kaartje naar de priester, de kandidaat komt de enorme kerk binnen, krijgt ogen als schotels, wordt gesommeerd naar voren te komen, de priester leest het tekstje (overigens redelijk onverstaanbaar, maar dat geeft niet, want het is allemaal zo indrukwekkend dat het kippenvel met golven over mijn rug heen eh… golft) en dan gaat de kandidaat zitten.

Als ik vraag aan E. of ik een kaartje mag zien, kijkt ze naar Anton, kijkt ze weer naar mij, legt haar hand op de kaartjes en zegt ‘nahhh, dat zie je op tv wel.’
Mijn Molbrein, toch al redelijk op scherp door dit alles, draait overuren. Ik maak een lijstje van volgordes (binnen komen, zitten op de bank, wie praat met wie) en bedenk meteen patroontjes als kerk--> verrader-->Judas-->religie-->KEES???

Ook maak ik dit meesterwerkje:
Het geld wordt opgehaald, Art gaat in de startblokken staan en de camera draait. ‘Zó,’ luidt zijn eerste woord. Ken je die scène van de Lion King, waarin de naam Mufassa wordt gezegd en die hyena’s dat maffe geluid maken? (http://youtu.be/yhZ0TKdgJGg?t=57s). Dat was ongeveer mijn reactie.
Je probeert uit de blikken van de kandidaten wat te lezen, maar je schiet er niet veel mee op. Zarayda heeft een vrij expressief gezicht, maar als ze de Mol is, kan ze dit ook heel goed spelen. Ewout heeft zitten rommelen met enveloppen. Dat ga je als Mol niet zo opzichtig doen, toch? Zeker niet als Art je een beetje op het matje roept. Stoute Ewout. Niet meer doen. Daar gaat je geld.

De kandidaten worden weer in een busje gestopt en… we zijn nodig! Om er honderdprocentabsoluutvolledigenHELEMAALzeker van te zijn dat Arts presentatietekst er goed opstaat, mogen we even stand-innen. Art doet z’n tekst, wij worden niet gefilmd en dan kunnen ze altijd nog later in de montage kiezen. Praktisch.
Lunch
Dan lunch. Dat kan ik kort houden. Ik heb netjes geprobeerd de boel af te luisteren, maar helaas. We werden zelf aan een kruisverhoor onderworpen. Wie ben je. Wat doe je. Wat leuk. En verder. Oh. In de rij schep ik salade op en staat Ewout achter me. Het lijkt wel alsof dit normaal is. We blijken te eten in het hotel van de kandidaten.
De leader wordt opgenomen en straks wordt de groepsfoto gemaakt. Maar voor het zover is, wordt er informatie gedeeld. Er zit een groepje met onder andere Tania en Zarayda te praten. Tim staat bij de bar en kijkt ons aan. Nog steeds die lichte ‘ik ben niet in paniek, maar ik hou iedereen in de gaten’-blik. ‘Zo. Het spel is nu echt aan.’ Wij knikken. Hij krijgt zijn koffie en Zarayda loopt even met hem mee. Even kletsen. Over koetjes en kalfjes en Molletjes, vast.
Kees praat even met Tim. Zarayda komt naar Kees. Tania praat met Joep. Als je alle paadjes zou moeten uittekenen met kleurtjes, krijg je een soort Rainbow Road van Mario Kart, inclusief loopings.
Leader
Buiten wordt de leader opgenomen. Het is lekker weer en we kunnen een klein beetje rondlopen. De beelden zijn wederom fantastisch. Er loopt een mevrouw met een gigantische en gevulde boodschappentas op haar HOOFD.  De verharde weg bleek op sommige plekken te duur, dus dáár ligt asfalt, maar dat zijweggetje is gewoon zand.
Vervolgens werp ik mezelf op als persoonlijk assistent. Ik ga de zonnebril vasthouden van de kandidaat die voor de leader een stukje stoer moet lopen. Dat geeft ons ook gelegenheid om een heel klein beetje met de kandidaten te praten. Tania is heel open en heel lief, Zarayda is heel tof, Carolien is vooral gefocust en ik wil Joep adopteren als vriendelijke oom die je op verjaardagen wijs advies geeft.

Ik en Vriendin D. zijn weer neergeploft. Bij een picknicktafel, buiten. Het duizelt me. Kees, Tim en Carolien zitten bij elkaar. Ze praten over de leader. Kees heeft z’n stoere gezicht gebruikt, zegt hij. Tim vraagt hoe dat eruit ziet. Kees doet iets met zijn gezicht wat ‘m in de verte op Gerard Joling doet lijken en ik wil niet laten merken dat ik meeluister, maar ik gniffel. De scène voltrekt zich nog een keer, maar dan met een camera erop. De kandidaten mogen zelf aangeven of ze dat wel of niet willen. Er zoemt een cameraman en geluidsman zo goed als de hele dag om de kandidaten heen. Kees doet nog een keer z’n stoere gezicht en dan zijn Carolien en Tim ineens weg. Ik kijk naar Kees. Kees kijkt alsof hij een zwerm bijen heeft doorgeslikt. Hij speelt met een viltje. Kijkt nog steeds als hij net zijn eigen oorsmeer heeft geproefd. Hmm.
Hotel
We gaan terug naar ons hotel. Ik ben moe en laat mezelf vallen op het bed. Ik lig als een soort uitgesmeerde mug op het behang op de lakens. Mijn voeten bungelen nog buitenboord. En dit was nog maar dag één. ‘Ga je nou serieus weer liggen slapen?’ vraagt Vriendin D.. ‘NEEHEE.’ Oei. Vier uur slaap doet de mens weinig goed.

Eten! Powervoedsel. We bestellen steak. We raken in contact met meer mensen van de productie. We vinden ze allemaal leuk en zij vinden ons ook wel leuk, geloof ik. We leren een geluidsman kennen met een Amsterdams accent, waardoor mijn roots beginnen te jeuken, maar het gesprek is redelijk kort. Wij willen namelijk naar bed, echt. Heel graag. Nu. (We hebben toen trouwens toch nog even televisie gekeken: Survivor.)
Dag 2
We doen dit: wakker, douchen, ontbijt. We hebben ongeveer zeven uur geslapen en dat feit alleen al doet me bijna zingen en dansen. Ik besef me dat ik eigenlijk geen idee heb wat ons uitzicht is. Ik open de gordijnen en de stad raast niet echt, maar beweegt al wel.
We gaan het busje in. Daar zit ineens een blondine van onze leeftijd. Ze is heel vrolijk en wakker. Ze heet J. en ze mag ook mee. Huh? Nou, ze werkt in dit hotel en ze heeft voor de crew geregeld dat we gisteren zo vroeg konden ontbijten. Anton vroeg of ze het leuk vond om een dagje mee te gaan. Dat vond ze en dus ging ze mee. We gaan naar dé Towers.
Towers
Ook daar is het weer prachtig. De zon, de toren, de kleurtjes, de mensen, de enorme kannen koffie. Als de mogelijkheid er zou zijn, wil ik in het bakje mee naar boven. Maar die mogelijkheid blijkt er ook te zijn! Ik schrijf mijn hele hebben en houden op (‘voor ’t geval dat je naar beneden stort’ zegt E.), maar dan uiteindelijk blijkt dat er geen tijd is of ja kan eigenlijk niet maar nou ja HEE daar heb je de kandidaten. Oh.
Kees en de kandidaten
Kees staat achter een lintje. Hij vraagt of we al naar huis gaan. Nee, Kees, vanavond pas. Koffer al gepakt? Ja, dat wel, soort van. Met de eerste afvaller gaan we weg, hè? Hmmhm. Dan springt iemand van de productie in de bres. Of Kees even niet met ‘deze mensen’ wil praten. Wij zijn ‘deze mensen’. Eh, wat? We hebben deze restrictie nog niet echt eerder gezien. Sterker nog, de kandidaten vonden het wel prettig om even stoom af te blazen, leek ons. Mij. Maar we moeten oppassen, wordt ons verteld. De kandidaten zijn namelijk gehaaid. Wij zien namelijk soms iets, wat zij niet zien en dat willen ze vast weten. Ah.

Als we op een gegeven moment Ewout spotten (wij zitten op een veldje en hij loopt volslagen willekeurig twee keer om ons heen: helaas hebben we het niet eens over het spel), weten we dat ze een punt hebben. Nu is alleen de vraag: in hoeverre moeten we de kandidaten bij ons weghouden? Moeten we nu een plantenspuit pakken en ze van ons af sproeien?
Opvallend
Nadat het intens spannende spel met de bungeejump gespeeld is, moeten we gaan lunchen. Nadruk op moeten. Ze willen ons wel heel graag van die plek hebben. Een aantal dingen vielen op tijdens die opdracht. Een: een groepje wilde bewust naaien. Twee: op initiatief van Kees besluit het groepje van o.a. Tania de vrijstellingen cadeau te doen? Het motief is ons volkomen onduidelijk. Drie: niet alles is altijd even scherp, want Kees moet twee keer springen. Als hij de tweede keer bij Art komt, vraagt Art hoe het was. Kees antwoordt dat hij het leuk vond, maar geen tweede keer zou doen. Iedereen moet lachen. Vier: Tania zingt prachtig. Zowel als ze omhoog als naar beneden wordt gebracht met de lift, zet ze haar stem aan het werk en het is niet te bevatten gaaf. Vijf: Janine neemt het woord ‘molloten’ in de mond als ze het over ons heeft (ze stond twee meter achter ons met een groepje). Carolien schiet in de lach en Janine antwoordt: ‘Nee, maar zo noemen ze zichzelf écht!’
Eten
Als het eten eenmaal voor ons neus staat, denken we ‘oooh…kéée’. De pannetjes zien er een tikkeltje uit Grootmoeders tijd uit en aangezien we moesten plassen tussen twee golfplaten zonder slot… (Overigens missen we dus het hele ‘verkoop-je-vrijstelling’-ding. Geen wonder dat ze ons weg willen hebben!) Maar hoe hard kan een mens zich vergissen of blindstaren op achenebbisj pannetjes: ik heb nog NOOIT zulke lekkere kip gegeten als bij die bungeejump. Het was heel erg lekker. Ondertussen legt J. ons uit wat dat ‘witte spul’ is en of het wel of niet lekker is.
Test en executie
Dan wordt het serieus serieus. Wij hebben best informatie, maar wij hoeven niet te testen. We mogen wel kijken hoe anderen zich voorbereiden op de test. Tania en Zarayda gaan vlakbij ons zitten. Our lips are sealed, dus we gaan even ergens anders zitten. Paulien en Janine gaan even naar het toilet. Om tactiek te bespreken, vangt J. op, want zij moet ook ‘ineens’ plassen. Tim komt op ons af om te vragen hoe we het vinden. ‘We mogen niet meer met je praten,’ zeggen we. Hij zegt: ‘Ah, fok dat!’. We houden het korte praatje leuk, licht en zo casual mogelijk.

Voordat Tania aan de test begint, komt er een wilde koe het terrein op en geschrokken rent Tania zo’n beetje voor haar leven. Wij hebben ondertussen even genoeg van elkaar aanstaren en overtrappen met een steen, dus gaan we kijken hoe de kandidaten testen. Doen ze best leuk. Van Daniël raken we in paniek, want: hij is niet zo snel en lijkt niet te klikken met de muis. Dat doet hij met het touchpad, blijkt. Gelukkig. Wij denken dat Zarayda of Tania naar huis gaat. Ze zitten allebei met grote ogen naar de vragen te staren. Maar dan komt Kees. Iemand van de productie doet een beetje amicaal tegen ‘m. Een beetje té. Zet je tas daar maar neer Kees, gaan we even testen. En Kees test. Heel. Erg. Lang. En Kees gooit zijn hele arsenaal gezichtsuitdrukkingen eruit. ‘Oei, deze vraag is moeilijk’. ‘Fronsrimpel deluxe’. ‘PFOEI HOE MOET IK DIT WETEN’. Zo, klaar. Hij krijgt een ferme pets op z’n rug en verlaat de ruimte. Die behandeling kreeg Ewout dan weer niet. (Disclaimer: ik zat hier al ongelofelijk diep in mijn Kees-tunnel, maar dit was toch echt wat ik zag.)
Executie
Een executie van de Mol is thuis net zo spannend als in het echt. De hele ruimte is stil, je voelt de zenuwen, je eigen hartslag gaat als een gek (terwijl je weet: ik ga over een paar uur in het vliegtuig toch naar huis). Ieders naam werd ingetypt. Zarayda en Ewout zaten nog in spanning. Boem. Rood voor Ewout. Kees z’n gezicht. Alsof ‘ie net noodgedwongen een puist op iemands rug had moeten uitknijpen. Ewout neemt afscheid, praatje bij Art en vroemmm, daar gaat Ewout. Iedereen is opgelucht en in de war. Tania: ‘Ik ben wel zó blij dat ik nu die test heb gedaan.’ Ik high-five Zarayda. Ik high-five Tania. ‘Tot het eind, hè,’ zeg ik tegen haar. Terwijl ik nu eigenlijk al weet dat ze dat niet zal redden. Maar ze is zo lief! Ze had nog een heel gesprek met me gehad over haar zoontje en dat ‘Papa’ het nu zelf op moest lossen, qua koken enzo. En dan zit het er voor ons ook op. Oef.
We drinken een biertje nog met Art en dan trekt de karavaan terug naar het hotel. De kandidaten gaan ook terug naar hun eigen hotel. Het voelt alsof we morgen gewoon weer terugkomen.
Hotel
J., een van de productiemeisjes, niet te verwarren met J. van het hotel, gaat met ons zitten. Wat we ervan vonden. Onze hoofden zijn verbrand, zowel die van ons, als die van J. We krijgen gegevens over onze vlucht. Een envelopje. En dat we nog even gauw kunnen eten.

Het eten is wederom goddelijk. De productie bespreekt de opdrachten voor de volgende dag, terwijl wij eten. De cameramannen en geluidsmannen zijn er ook. ‘Wij weten wie de Mol is,’ knikken we. We beginnen onze theorieën over Kees uiteen te zetten en het doet de productie niet zoveel. Pas ongeveer bij de laatste zes wordt het pas interessant belangrijk, zeggen ze. Maar wij bouwen zorgvuldig elke steen in onze tunnel. Hij is het. Echt. Kees.
Vliegveld
In het busje naar het vliegveld praten we met de persfotograaf. Wij vonden het Heel Erg Leuk. Volgens de persfotograaf vond de productie het ook Heel Erg Leuk met ons. Het is maar goed dat het donker is, want ik kijk uit het raam en laat – cue de violen – even wat tranen gaan. Verdomme, wat is dit spel, dit land, dit ALLES geweldig.

Op het vliegveld zien we Ewout. Hij kijkt sip en heeft zijn bril op, wat hem verbazingwekkend goed staat. De persfotograaf stapt op hem af en begint een praatje. Ewout is een beetje sip. Terecht. Kijk, wij wisten dat we twee dagen gingen. Ewout had misschien wel ingezet op het hele spel. Niet meer dan logisch. Ik wil nog schreeuwen: ‘Het is je buddy, Kees!’, maar dat doe ik maar niet. Arme Ewout. Ik wil zijn krullen door de war gooien en een dom grapje maken, zodat ‘ie wat vrolijker wordt, maar als hij enkele luttele minuten in het vliegtuig flóep naar de business class verdwijnt, is dat gevoel spontaan weg.
Dag 3
Ik heb geslapen. Vriendin D. niet. Ik word wakker met mijn benen in de knoop en een ontbijt voor mijn neus. Dat ontbijt eet ik voor een kwart op en laat mezelf vollopen met bekertjes water. Lekker koud. Ook tegen m’n verbrande kop. We landen. Op Schiphol. Daar wacht de rit naar huis. We pakken de Fyra naar Rotterdam. We weten even niet zo goed waar we moeten beginnen met vertellen, tegen Vriendin D.’s vriend.

Dan zit ik in de metro naar huis. ‘Shit,’ denk ik, ‘het gewone leven.’ Er wordt gebeld. Twee uur ’s middags en er wordt gebeld. Het is L. van de productie. Of we goed zijn aangekomen. Dat zijn we. Haar stem trapt me eigenlijk nog verder in de post-Mol-dip. Als ik eenmaal verdoofd in de auto zit bij mijn moeder, voel ik aan mijn gezicht. Afrikaans zonnetje. Leg die maar eens uit aan je studiegenoten.
Post-Mol
Nadat Joep nog verscheidene keren mijn naam noemde tijdens Moltalk, wil ik even wat rechtzetten. Allereerst kwam ik tijdens Vo-Town All Stars (een soort Volendams bierfestijn met Volendamse artiesten) Kees tegen. Ik herkende ‘m, begon een gesprekje en we gingen op de foto. De strekking was niet meer dan: ‘we weten allebei iets, maar we gaan het niet zeggen, hè.’ Als tweede kwam ik Paulien tegen, toen ik voor mijn stage aan het werk was bij de NS Publieksprijs. Toen ze onderweg was naar de garderobe, sprak ik haar even aan. Ook kort, ook ‘hee, jou ken ik, ken je mij nog?’, maar leuk. En als laatst ben ik één keer voor m’n stage Zarayda tegengekomen (‘de kandidaten worden bijna bekend gemaakt!’) en nog een keer op een feestje. Vandaar.